Zeemanslied.
Zij stonden aan den waterkant,
Hij drukte zacht haar bleeke hand,
Van verre loeide de sirene.
En word door droefheid overmand.
Daar bij het groote watervlak,
Waar het allermooiste in haar brak, .
Bewonderend keek zij op tot hem,
En sprak met tranen in haar stem.
Refrein.
Ach, waarom gaan wij voor goed van
elkander,
Ge weet niet hoe ik in stilte lijdt,.
Want in mijn Ievcn komt nooit meer een ander,
En ik blijf hier in mijn eenzaamheid.
Een zeenianshart roept alleen om de wijde oceaan.
En van belofte aan de vrouw,.
Daar denkt de zeeman niet meer aan.
Ach, waarom gaan wij voor goed van elkander,
Blijf ik alleen in het leven staan.
Hij was weer van haar weggegaan,
Zwalkte alleen op de oceaan.
Op weg was hij naar vreemde landen,
Een zeernan heeft een los bestaan.
En "s avonds na zijn arbeidstijd,.
Dacht hij terug, aan haar, zijn meid.
En in gedachte ziet hij haar,.
Terwijl hij droef zingt, met teere snaar,
Refrein.
|